De statuten
In de ledengroep die met de statuten van de Algemene Antroposofische Vereniging, die Rudolf Steiner oprichtte tijdens de Kerstbijeenkomst in 1923, aan de slag gegaan is hebben we rijkelijk inspiratie op kunnen doen. De inspiratie binnen deze groep kwam van Herbert Witzenmann en werd ons aan ons overgebracht door Robert Jan Kelder.
Om kort aan te geven hoe wij begin dit seizoen hiermee zijn gaan verder werken geef ik in eigen woorden een samenvatting van datgene wat Witzenmann ontdekt heeft ten aanzien van de statuten.
Witzenmann ontdekte een wonderbaarlijke samenhang tussen de ordening van de statuten en de eerste drie hoofdverzen van de grondsteenspreuk. Hij karakteriseert de verzen als respectievelijk “Geestherinneren, Geestbezinnen, en Geestesschouwen”. Hierbij representeert het Geestherinneren de meer esoterische aspecten van de vereniging, het Geestesschouwen meer de exoterische aspecten.
Als je vanuit deze zienswijze de verschillende paragrafen van de statuten bekijkt komt er een wonderbaarlijk evenwichtig ademend ritme tot stand. De statuten 1, 5, 9, 13 blijken meer het karakter te hebben van het naar buiten toe kenbaar maken; zij maken kenbaar wat de vereniging zich voorneemt. De paragrafen 3, 7, 11, 15 geven weer welke mensen waarvoor staan binnen de vereniging. De even paragrafen, die zich steeds ertussen bevinden, slaan de brug tussen beide.
In onze studie die we thans voort willen zetten op basis van deze inzichten gaan we kijken wat deze wonderbaarlijke ritmische beweging door de statuten ons kan opleveren aan nieuwe inzichten in de inhoud van deze statuten.
Frank Verheij